{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
Het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid in het PO, het VO en het MBO tracht het aantal tijdelijke arbeidscontracten in het onderwijs te beperken zonder oog te hebben voor de oorzaak van deze tijdelijke contracten.
Tot 18 juni 2023 is het mogelijk om via een internetconsultatie te reageren op het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid in het PO, het VO en het MBO. Een wetsvoorstel dat een aanscherping betekent voor het arbeidsrecht binnen het onderwijs.
Het wetsvoorstel verplicht het bestuur van scholen tot het voeren van strategisch personeelsbeleid en het stelt eisen aan dit beleid, zodat alle besturen planmatig en cyclisch werk maken van het strategisch personeelsbeleid. Het bevoegd gezag dient ten minste eenmaal in de vier jaar het strategisch personeelsbeleid vast te stellen en hier op planmatige wijze uitvoering aan te geven. Daarnaast stelt het wetsvoorstel enkele thema’s vast waar het strategisch personeelsbeleid in ieder geval over moet gaan en/of op afgestemd dient te zijn, namelijk:
- externe ontwikkelingen;
- onderwijskundige visie;
- professionele ontwikkeling; en
- duurzame inzetbaarheid en implementatie.
In het wetsvoorstel worden daarnaast voor het PO en VO de volgende concrete arbeidsrechtelijke wijzigingen voorgesteld:
1. Slechts één keer mag aan een medewerker een tijdelijk contract worden aangeboden van ten hoogste 12 maanden, daarna moet een contract voor onbepaalde tijd volgen;
2. Tenminste 80% van de medewerkers binnen een onderwijsinstelling moet een contract voor onbepaalde tijd hebben;
3. Het uitgangspunt dien te zijn dat een medewerker een voltijdsaanstelling krijgt. Onderwijsinstellingen mogen bovendien in beginsel geen contract aanbieden met een deeltijdfactor die minder is dan 0,8 fte. Dit is slechts anders als er zwaarwegende belangen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken of als de medewerker zelf schriftelijk aangeeft voor een lagere werktijdfactor te willen kiezen;
4. Maximaal 5% van de bekostiging mag worden uitbesteed aan de inhuur van personeel.
Inmiddels is er ook door verschillende partijen vanuit het onderwijsveld op dit wetvoorstel gereageerd. Daaronder zijn ook kritische reacties. Er zijn twijfels over de noodzaak van de voorgestelde wijzigingen in de arbeidsrechtelijke verhoudingen. Volgens de critici hebben deze wijzigingen geen meerwaarde omdat schoolbesturen op de meeste onderdelen al voldoen aan de gestelde eisen. Tevens grijpt de minister met dit wetsvoorstel diep in op de contractsvrijheid van partijen (binnen de huidige wetgeving en cao’s). Niet is uitgelegd waarom het juist in het onderwijs noodzakelijk is om tot aanscherping van het wettelijk kader te komen, terwijl er op veel meer gebieden dan enkel onderwijs nijpende personeelstekorten zijn. Daarnaast is het onduidelijk hoe er omgegaan zal worden met de mogelijkheden die nu in de diverse cao’s zijn opgenomen om flexibele arbeid op te vangen (bijvoorbeeld ziektevervanging, tijdelijke vacatures, projecten).
Ook als Onderwijskantoor vragen wij ons af of deze voorgestelde wet in de praktijk tot enig effect gaat leiden. Voor zover schoolbesturen al bevoegd en bekwaam personeel kunnen vinden op de huidige arbeidsmarkt, die gekenmerkt wordt door schaarste, zullen zij ook op basis van de huidige wetgeving ervoor kiezen een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden. Indien er twijfels bestaan over met name de bekwaamheid is het niet vreemd dat een schoolbestuur niet meteen kiest voor een contract voor onbepaalde tijd gezien de werkloosheidslasten waarmee het schoolbestuur geconfronteerd kan worden. Daarnaast is het lastig voor schoolbesturen personeel langdurig aan zich te binden als een deel van de middelen voor het inzetten van het personeel tijdelijk is. En dan hebben we het nog niet gehad over schoolbesturen die geconfronteerd worden met een hoge instroom NT2 leerlingen die morgen ook alweer verdwenen kunnen zijn.
Volgens de minister zijn de arbeidsrechtelijke maatregelen echter gerechtvaardigd vanwege het belang van het onderwijs als aantrekkelijke werkplek en vanwege het feit dat door de personeelstekorten in het onderwijs de kwaliteit en stabiliteit van het onderwijs steeds meer onder druk zullen gaan zetten. Bovendien zou wetgeving nodig zijn omdat de inspectie van het onderwijs dan op de naleving kan toezien.
Het Onderwijskantoor volgt de ontwikkelingen rond dit wetsvoorstel op de voet en blijft u hierover informeren.