{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
Wat speelde er? Stichting Islamitische School Amsterdam is het bevoegd gezag van drie Islamitische basisscholen. Op 19 juni 2023 heeft het bevoegd gezag de GMR om advies gevraagd over het besluit tot benoeming van een directeur-bestuurder van de stichting.
Ondernemingskamer vernietigt uitspraak geschillencommissie WMS in adviesgeschil over benoeming bestuurder
Wat speelde er? Stichting Islamitische School Amsterdam is het bevoegd gezag van drie Islamitische basisscholen. Op 19 juni 2023 heeft het bevoegd gezag de GMR om advies gevraagd over het besluit tot benoeming van een directeur-bestuurder van de stichting. De GMR geeft op 14 juli 2023 aan geen advies te kunnen uitbrengen vanwege ontbrekende informatie. Inmiddels was de GMR duidelijk geworden dat het bevoegd gezag al op 14 juni 2023 was overgegaan tot benoeming van de directeur-bestuurder per 1 juli 2023.
Hierop heeft de GMR het geschil aan de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG-WMS) voorgelegd en de commissie verzocht om te oordelen dat de benoeming van de dagelijks directeur-bestuurder niet in stand kan blijven, omdat niet tijdig om advies is gevraagd.
Het bevoegd gezag voert geen verweer in de procedure en verschijnt ook niet op de hoorzitting.
Mogelijk is dit de reden dat de LCG-WMS in haar uitspraak op 19 oktober 2023 het geschil vrij summier afdoet door te oordelen dat het bevoegd gezag in strijd met de bepalingen in de Wms heeft gehandeld. Weliswaar heeft het bevoegd gezag de GMR om advies gevraagd maar was het voor het indienen van de adviesaanvraag al tot benoeming overgegaan. Het bevoegd gezag moet advies vragen op een zodanig tijdstip dat het advies nog van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Het benoemingsbesluit kan hierdoor niet in stand blijven.
Stichting Islamitische School Amsterdam stelt beroep in tegen deze uitspraak bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam. De Ondernemingskamer doet op 29 januari 2024 uitspraak en verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de LCG WMS.
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de LCG WMS de in artikel 34 Wms voorgeschreven procedure niet heeft gevolgd door uitsluitend op grond van het feit dat niet voorafgaand aan het besluit tot benoeming van de directeur-bestuurder per 1 juli 2023 de GMR om advies is gevraagd uitspraak te doen. De LCG WMS had een inhoudelijke afweging moeten maken en moeten toetsen of door het niet of niet geheel volgen van het advies de belangen van het bevoegd gezag of van de GMR ernstig worden geschaad, zo schrijft artikel 34 lid 5 Wms ook voor. De Ondernemingskamer komt vervolgens tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil en overweegt dat de bezwaren in het advies van de GMR tegen de benoeming van de dagelijks directeur-bestuurder onvoldoende zwaarwegend zijn om tot het oordeel te komen dat het bevoegd gezag niet in redelijkheid het benoemingbesluit heeft kunnen nemen. Hoewel de uitspraak van de LCG WMS is vernietigd, blijft het besluit tot benoeming van de directeur-bestuurder dus in stand.