{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
Op 4 januari jl. heeft de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen inzake een civiele procedure die door een van de leermiddelendistributeurs was aangespannen tegen een schoolbestuur. Centraal in dit geding stond de vraag hoe de zogenaamde ‘compensatieregeling’ uitgelegd moest worden.
De compensatieregeling ging uit van het principe dat lesmethoden 4 jaar op de boekenlijst geplaatst moesten worden en als dit niet gebeurde, moest de opdrachtnemer voor het tekort aan afschrijvingen gecompenseerd worden. De distributeur ging er echter vanuit dat de compensatieregeling geen betrekking had op lesmethoden, maar op afzonderlijke leermiddelen en dat een nieuwe termijn van 4 jaar startte zodra het leermiddel een nieuw ISBN kreeg. Verder waren partijen verdeeld over het feit dat het schoolbestuur stelde dat afgerekend moest worden op het niveau van schoolbestuur, terwijl de distributeur afrekende op schoolniveau. En last but not least stelde de distributeur dat de compensatieregeling ook gold voor leermiddelen die op de einddatum van het contract nog niet 4 jaar in gebruik waren.
De rechtbank stelde het schoolbestuur in het gelijk. De compensatieregeling, zo oordeelde de rechtbank, zag niet op een zogenaamd postcontractueel beding. Indien partijen dit hadden beoogd, had dit nadrukkelijk in de overeenkomst geregeld moeten worden, hetgeen niet het geval is. Hiermee werd de vordering van ruim € 450.000,- aan de zijde van de distributeur van tafel geveegd.
Overigens is dit vonnis volledig in lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank Almelo van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:3747) en de rechtbank Almelo 19 januari 2022 (ECLI:NL:RBOVE:2022:209).
Heeft u vragen over deze uitspraak, of wordt u ook geconfronteerd met deze problematiek, dan kunt u contact opnemen met Nadieh Severens (severens@onderwijskantoor.nl) of Herman Berendsen (berendsen@onderwijskantoor.nl), 045-5602211.