{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
De Hoge Raad heeft zich onlangs uitgelaten over de vraag of een werknemer die na langdurige arbeidsongeschiktheid in een lager betaalde functie wordt herplaatst, aanspraak kan maken op een gedeeltelijke transitievergoeding (ECLI:NL:HR:2020:749).
Feiten
In casu betrof het een werkneemster die sinds 2002 werkzaam was als docente in het primair onderwijs. Zij ontving een salaris van € 3.313,- bruto per maand op basis van de werktijdfactor 1,0. Op haar arbeidsovereenkomst is de CAO PO van toepassing.
Nadat werkneemster op 7 januari 2013 langdurig ziek is uitgevallen wordt haar per 1 augustus 2015 ontslag verleend als docente. Met ingang van diezelfde datum wordt werkneemster voor onbepaalde tijd benoemd tot onderwijsassistente met een werktijdfactor van 0,8 en een bijbehorend salaris van € 1.706,40,- bruto per maand. Werkneemster stelt zich vervolgens op het standpunt dat zij vanwege de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst recht heeft op de volledige transitievergoeding, dan wel op een gedeeltelijke transitievergoeding naar evenredigheid van het deel van de arbeidsovereenkomst dat is beëindigd.
Gevoerde procedures in eerste aanleg en hoger beroep
Naast de werkgever zijn ook de kantonrechter en het gerechtshof van mening dat werkneemster geen recht heeft op een (gedeeltelijke) transitievergoeding. De Hoge Raad heeft het geding ter verdere behandeling en beslissing terugverwezen naar het gerechtshof, nu in hoger beroep sprake was van een procedurefout.
Het gerechtshof heeft bij tussenbeschikking geoordeeld dat werkneemster in ieder geval recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding in verband met de vermindering van haar arbeidsuren met twintig procent. Hiermee oordeelt het gerechtshof in overeenstemming met de Kolom-beschikking van de Hoge raad van 14 september 2018. De vraag die vervolgens rijst is of werkneemster daarnaast ook recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding nu zij substantieel inkomensverlies lijdt doordat zij is herplaatst in een functie die is ingedeeld in een lagere salarisschaal. Hieromtrent heeft het gerechtshof prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.
Hoge Raad
De Hoge Raad is van mening dat een substantieel inkomensverlies niet gelijk kan worden gesteld aan een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit druist immers tegen het wettelijk stelsel en het karakter van de transitievergoeding als ontslagvergoeding in. Herplaatsing in een andere, passende en lagere functie is namelijk geen vorm van beëindiging, maar moet juist worden gezien als een manier om te voorkomen dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
Een vergoeding voor een substantiële vermindering van de arbeidsuren is daarentegen wel in lijn met het wettelijk stelsel en het karakter van de transitievergoeding. Immers, door vermindering van de arbeidsuren wordt de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk beëindigd. Hiermee oordeelt de Hoge Raad in lijn met de eerder door haar gewezen Kolom-beschikking en sluit zij zich aan bij de conclusie van de Procureur-Generaal.
Terug naar de casus
In het onderhavige geval is werkneemster ontslagen als docente en is zij met ingang van diezelfde ontslagdatum benoemd in een andere functie bij dezelfde werkgever. Dit kan gelijk gesteld worden aan herplaatsing in een andere functie doordat de arbeidsovereenkomst wijzigt, zonder dat daadwerkelijk ontslag wordt verleend. Ontslag mag daarnaast ook enkel worden verleend indien er voor werkneemster geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn. Van een volledig ontslag is dan ook geen sprake. Wel heeft werkneemster twintig procent aan arbeidsuren moeten inleveren. Hiermee is de overeenkomst gedeeltelijke beëindigd, hetgeen werkneemster recht geeft op een gedeeltelijke transitievergoeding die naar rato wordt berekend.
Betekenis voor de praktijk
Met deze uitspraak wordt duidelijk dat de transitievergoeding als ontslagvergoeding in de zin van artikel 7:673 BW ziet op het verlies aan arbeidsuren, maar niet op het verlies van inkomen doordat een werknemer wordt herplaatst in een lager betaalde functie zonder substantieel verlies aan arbeidsuren. Wanneer een werknemer dus gehouden is arbeidsuren in te leveren, heeft hij naar rato recht op een gedeeltelijke transitievergoeding. Dit nu werkgever, in geval van een later algehele beëindiging van het dienstverband, anders een deel van zijn transitievergoeding zou mislopen.
In de Kolom-beschikking overweegt de Hoge raad dat recht bestaat op een gedeeltelijke transitievergoeding indien sprake is van een structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur, omdat de werknemer anders, in geval van een later algehele beëindiging van het dienstverband, een deel van zijn transitievergoeding zou mislopen.