{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
Onlangs heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2019:5380) een kort maar krachtig vonnis gewezen. Hierin werd het de aanbestedende dienst verboden een deelopdracht onder de scope van een raamovereenkomst te laten uitvoeren door een andere partij dan de raamcontractant.
De aanbestedende dienst in kwestie (Buch) had een raamovereenkomst gesloten met één aannemersbedrijf (Klever) voor het maaien van bermen en watergangen. Gedurende de looptijd van deze raamovereenkomst wenste Buch echter werkzaamheden die onder de scope van de raamovereenkomst vielen te laten uitvoeren door een derde partij, niet zijnde haar contractant Klever.
Buch was de mening toegedaan dat het haar, in het kader van contractsvrijheid, vrijstond om de deelopdracht al dan niet aan Klever te gunnen. Dit standpunt is in beginsel juist. Immers, een wezenlijk kenmerk van een raamovereenkomst is dat er geen verplichting bestaat om een deelopdracht onder de raamovereenkomst te verstrekken.
Echter, de contractsvrijheid strekt niet zo ver dat diezelfde deelopdracht vervolgens buiten de raamovereenkomst (tot stand gekomen na een aanbesteding) aan een derde partij mag worden vergeven. In een dergelijk geval bestaat er gehoudenheid de deelopdracht aan de raamcontractant te gunnen.
Een andere opvatting is volgens de voorzieningenrechter regelrecht in strijd met de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht, artikel 2.140 Aw 2012 (waarin wordt gesteld dat het niet is toegestaan andere aanbestedende diensten dan wel andere ondernemers als partij toe te voegen aan de raamovereenkomst), alsmede het verbintenissenrecht (nu er sprake is van een contractuele relatie tussen partijen).
De voorzieningenrechter verbiedt de aanbestedende dienst dan ook om werkzaamheden welke deel uitmaakten van de aanbesteding uit te laten voeren door een andere partij dan de raamcontractant, in dit geval Klever.