{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
Sinds 1 augustus 2022 is wettelijk vastgelegd dat een werknemer zijn werkgever kan verzoeken om meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden. Dit staat in artikel 2b van de Wet flexibel werken, gebaseerd op een Europese richtlijn (2019/1152).
In een recente uitspraak van de Rechtbank Limburg [1] is geoordeeld dat de werknemer deze mogelijkheid ook heeft als hij zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wil omzetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Een voorwaarde is wel dat de werknemer tenminste 26 weken in dienst moet zijn bij de werkgever en dat het verzoek schriftelijk moet worden ingediend. Een werkgever die tien of meer werknemers in dienst heeft, moet binnen een maand schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek van de werknemer beslissen. Doet de werkgever dat niet? Dan wordt de vorm van arbeid automatisch aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer.
Wat was er aan de hand?
De werkneemster in kwestie was werkzaam als verkoopmedewerkster in een winkel. Haar arbeidsovereenkomst was twee keer verlengd voor bepaalde tijd; het derde contract liep tot en met 8 augustus 2023.
Op 20 juni 2023 verzocht de werkneemster haar werkgever schriftelijk om haar arbeidsovereenkomst om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever liet haar op 7 juli 2023 schriftelijk, maar zonder motivering, weten dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd en dat deze dus zou eindigen op 8 augustus 2023.
Volgens de werkneemster had de werkgever daarmee niet correct gereageerd op haar verzoek, zodat er volgens haar van rechtswege een vast contract was ontstaan. Bij verzoekschrift van 2 november 2023 verzocht zij de rechtbank (onder meer) om herstel van de arbeidsovereenkomst.
Wat oordeelde de rechtbank?
De rechtbank was het met de werkneemster eens dat artikel 2b van de Wet flexibel werken ook van toepassing is bij een verzoek om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Vervolgens oordeelde de rechter dat de werkgever niet specifiek genoeg was ingegaan op het verzoek van de werkneemster en dat de werkgever bovendien had nagelaten om een motivering te geven.
Dit leidde overigens niet daadwerkelijk tot een terugkeer van de werkneemster. Dat verzoek werd toch afgewezen omdat de werkneemster haar verzoekschrift te laat had ingediend.
En wat betekent dit?
Hoewel betwijfeld kan worden of deze uitspraak van de rechtbank correct is, en het dus maar de vraag is of deze in de praktijk navolging zal vinden, adviseren wij om vanaf nu alert te zijn op dergelijke verzoeken van werknemers om een vast contract. Deze uitspraak van de rechtbank heeft namelijk al behoorlijk wat aandacht gekregen in de media en het is niet denkbeeldig dat werknemers met een tijdelijk contract zullen proberen om hiermee hun voordeel te doen. Ook binnen de sector onderwijs.
Neem een dergelijk verzoek van de werknemer serieus en zorg ervoor dat er binnen een maand een schriftelijke en gemotiveerde reactie volgt, waarin specifiek op het verzoek wordt ingegaan. Op die manier kan worden voorkomen dat de werknemer ineens in vaste dienst blijkt te zijn.
[1] https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2024:2000