{ * Google recaptcha v3 *} { * devMode *}
Elke school heeft de wettelijke taak om klachtrecht en veiligheid binnen de organisatie te borgen. Daarnaast is de nieuwe nationale wet die klokkenluiders beter moet beschermen niet op tijd klaar. Daarom geldt vanaf 17 december 2021 een nieuwe Europese richtlijn voor werkgevers in het onderwijs. Bestuurders en schoolleiders in het funderend onderwijs (VO en PO) dienen met allerlei wettelijke kaders rekening te houden bij het realiseren hiervan.
Het Onderwijskantoor zet daarom graag een aantal zaken voor u op een rij.
Artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) en artikel 14 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) regelen het klachtrecht in het funderend onderwijs. In deze wetsartikelen wordt onder meer bepaald dat het bevoegd gezag van elke school een regeling dient te treffen voor de behandeling van klachten.
Veiligheid op school gaat over onderwerpen als pesten, discriminatie en agressie. De aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag maakt onderdeel uit van het veiligheidsbeleid op school. Uit een recent verschenen rapport van de Onderwijsinspectie blijkt dat in het schooljaar 2020/2021 voor wat betreft discriminatie en radicalisering het aantal meldingen bij de vertrouwensinspecteurs is toegenomen. Het veilig kunnen melden van het vermoeden van misstanden en omgaan met integriteitsdilemma’s spelen bij klachtrecht ook een rol.
Goede inrichting van uw interne klachtprocessen en veiligheid is dus essentieel. Welke soorten klachten en meldingen bestaan er nu eigenlijk en wat zegt de wet hierover?
I. Onderwijsklachtrecht
Onderwijsklachtrecht vindt zijn grondslag in de op 1 augustus 1998 voor onderwijsinstellingen inwerking getreden Kwaliteitswet. Deze wet bepaalt kort gezegd dat het bevoegd gezag verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs op schoolniveau. Drie nieuwe instrumenten ten aanzien van kwaliteitsbeleid zijn daarmee geïntroduceerd, te weten het schoolplan, de schoolgids én klachtenregeling. De plicht voor het hebben van een klachtenregeling is neergelegd in de onderwijswetgeving.
Doel van het Onderwijsklachtrecht is het bieden van een laagdrempelige voorziening voor klachten en heeft een signaalfunctie voor de school over de kwaliteit van het onderwijs. De klachtenregeling is daarmee een belangrijke én verplichte schakel in kwaliteitsbeleid. Extern toezicht op de onderwijskwaliteit en dus toepassing van het Onderwijsklachtrecht ligt bij de Onderwijsinspectie.
Wie kan er een klacht indienen
In de klachtenregeling wordt afgebakend wie –ouders, voogden, verzorgers, leerlingen en personeelsleden[1] - bevoegd is om een klacht in te dienen. Uitgangspunt is dat er eerst wordt geprobeerd een klacht intern op te lossen alvorens een klager zich meldt bij een Klachtencommissie.
Waarover kan er worden geklaagd
Een klacht dient raakvlakken te hebben met de kwaliteit van het onderwijs en een individueel belang te treffen. Een klacht kan gaan over allerlei zaken die betrekking hebben op de kwaliteit van het onderwijs, zoals bijvoorbeeld begeleiding of bevordering van een leerling en informatieverstrekking aan ouders. Ook (gebrekkige) handhaving van de veiligheid op school kan reden zijn om een klacht in te dienen.
De wet bepaalt verder dat een klacht kan gaan om gedragingen, (het niet nemen van) beslissingen of het nalaten van gedragingen van het bevoegd gezag of personeel. In de wet wordt maar één concreet voorbeeld genoemd: discriminatie. Dit brengt ons bij het thema ongewenste omgangsvormen.
Ongewenste omgangsvormen
Klachten betreffende seksuele intimidatie, seksueel misbruik, psychisch en fysiek geweld, discriminatie en radicalisering op scholen behoeven binnen het klachtrecht een bijzondere aanpak. Op de eerste plaats is er de wettelijke uitzondering op de regel dat klachten eerst intern en via de interne klachtenregeling en procedure van de school worden behandeld[2]. Indien een personeelslid namelijk op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf jegens een minderjarige leerling van de school, dan dient het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis te stellen. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag bij een vermoeden van een zedenmisdrijf aangifte bij de politie dient te doen en de vertrouwensinspecteur van de Onderwijsinspectie van het vermoeden onverwijld in kennis wordt gesteld.
Niet alleen leerlingen, maar ook medewerkers van een onderwijsinstelling hebben recht op een veilige werkplek en respectvolle omgang. De wettelijke grondslag hiervoor is te vinden in de Arbowetgeving. Werkgevers zijn immers op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (artikel 3 lid 2) verplicht om een beleid te voeren gericht op het voorkomen (en als dit niet mogelijk is beperken) van psychosociale arbeidsbelasting, hieronder vallen ongewenste omgangsvormen. Werkgevers dienen in een plan van aanpak maatregelen beschrijven hoe ongewenste omgangsvormen worden voorkomen of beperkt. Dit moet gebeuren met inachtneming van de huidige stand van de wetenschap. Ongewenst gedrag op de werkvloer en binnen de school dient daarmee ook geborgd te zijn en een vertaalslag krijgen in een klachtenregeling.
Klachtenprocedure van de school
Biedt het uitgangspunt dat er eerst wordt geprobeerd een klacht intern op te lossen geen soelaas, dan dient een ouder of leerling de mogelijkheid te hebben een klacht in te kunnen dienen volgens de klachtenregeling van de school of onderwijsinstelling. De klachtenprocedure en klachtenregeling of een verwijzing daarna moet worden opgenomen in de schoolgids. Als schoolbestuur dient u dus leerlingen en ouders goed te informeren hoe een klacht kan worden ingediend.
Voor klachten wordt nog wel eens een zogenaamde ombudspersoon of klachtenfunctionaris benoemd door het bevoegd gezag. Deze treedt veelal op als bemiddelaar om met de school en klager te komen tot een oplossing. De taken en bevoegdheden van een ombudspersoon of klachtenfunctionaris dienen nader uitgewerkt te worden in de klachtenregeling.
Rol Inspectie van het Onderwijs
De inspectie kan en zal zelf geen klachten behandelen. Dat is voorbehouden aan de scholen zelf of een daartoe ingestelde Klachtencommissie. De Inspectie van het Onderwijs heeft wel vertrouwensinspecteurs in dienst die op de hoogte kunnen worden gebracht van ongewenst gedrag binnen een school. De Onderwijsinspectie kan adviseren over de mogelijkheden om een klacht op te lossen, beantwoorden van vragen en helpen met praktische tips. Meldingen over klachten bij de Onderwijsinspectie worden meegenomen als melding in het toezicht op de school door de Inspectie. Zo hebben de vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs in het schooljaar 2020/2021 in totaal 1296 meldingen ontvangen over het onderwijs. Psychisch en fysiek geweld en seksuele intimidatie maakten in dat jaar gezamenlijk ongeveer 85% van het aantal meldingen uit.[3]
Vertrouwenspersonen
Sterk aan te bevelen (niet wettelijk verplicht) is om een of meerdere interne en/of externe vertrouwenspersonen belast met het behandelen en opvangen van meldingen van ongewenst gedrag in de school te benoemen. De vertrouwenspersoon is een functionaris die fungeert als aanspreekpunt bij klachten over ongewenst gedrag binnen de school. In de klachtenregeling dient de rol van de vertrouwenspersoon verder te worden uitgewerkt.
De vertrouwenspersoon is een door het bevoegd gezag benoemde en getrainde functionaris die belast is met het opvangen van meldingen, signalen en klachten in relatie tot pesten, agressie, geweld, discriminatie, (seksuele) intimidatie, etc. Zo draagt de vertrouwenspersoon zorg voor een opvanggesprek, heeft geen persoonlijk belang en stelt te allen tijde het belang van de melder ‘het slachtoffer’ voorop en staat deze bij, waarbij expliciet de regie ligt en blijft liggen bij melder. Vertrouwelijkheid is hierbij is randvoorwaardelijk.[4]
Wanneer niet klagen
Soms kan er ook niet worden geklaagd. Als de klacht namelijk niet raakt aan het begrip onderwijskwaliteit of als de klacht betrekking heeft op een onderwerp waar een andere procedure voor openstaat, bijvoorbeeld definitieve verwijdering leerling of beslissing ten aanzien van een werknemer, of als de klacht ziet op de algehele onderwijskwaliteit van een school en niet is toegespitst op een individuele situatie, bijvoorbeeld over beleidskwesties van het bevoegd gezag.
Klachtencommissie
De belangrijkste eis voor een zorgvuldige klachtbehandeling binnen een onderwijsinstelling is dat er sprake moet zijn van een onafhankelijke Klachtencommissie, waarbij de voorzitter géén deel uitmaakt van het schoolbestuur of daarvoor werkzaam is. De leden van de Klachtencommissie dienen verder niet bij de kwestie waarop de klacht zich richt, betrokken te zijn geweest. Heeft de school geen eigen Klachtencommissie, dan moet de school zijn aangesloten bij een regionale of landelijke Klachtencommissie. Anders gezegd: een school moet een eigen onafhankelijke Klachtencommissie instellen of zich aansluiten bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs. De onafhankelijkheid van een eigen Klachtencommissie dient in de klachtenregeling ook als zodanig te zijn geëxpliciteerd.
Landelijke Klachtencommissie
Er is een landelijke Klachtencommissie (LKC) waar scholen zich bij kunnen aansluiten als zij geen eigen Klachtencommissie in stand houden. Als een school een eigen onafhankelijke Klachtencommissie heeft, zal de LKC een klacht die daar reeds is behandeld niet nog eens in behandeling nemen: de LKC ziet zichzelf niet als een beroepsinstantie.[5] Als de LKC zich bevoegd acht en de klager ontvankelijk is, dan zal de commissie met een oordeel komen over de gegrondheid van de klacht in de vorm van een advies. De LKC geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over de gegrondheid van de klacht en kan in haar advies aan het bevoegd gezag tevens aanbevelingen doen. Het advies is niet bindend, dit betekent dat het schoolbestuur niet verplicht is het advies op te volgen.
De LKC brengt het advies uit aan het bevoegd gezag, klager en verweerder en wordt in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op de website www.onderwijsgeschillen.nl. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag van de school om een besluit te nemen naar aanleiding van het oordeel van de LKC. De LKC vraagt het bevoegd gezag om de Commissie na vier werkweken te laten weten wat zij met het advies van de Commissie doet. Ook zal het bevoegd gezag de klager daarvan op de hoogte dienen te stellen. Wanneer een klacht gegrond is verklaard, moet de school dit ook aan de medezeggenschapsraad doorgeven. In veel gevallen neemt het schoolbestuur het advies van de LKC over, het bestuur is dit echter niet verplicht. Een rechtsgang via de gewone rechter staat daarna nog open.
II. Meldingen
Naast klachten zijn er ook meldingen waarvoor verplichte regelingen binnen de onderwijsinstelling opgesteld dienen te worden.
A. Melding vermoeden misstand
Meldingen van een vermoeden van misstand dienen te worden geregeld via een zogenaamde klokkenluiderregeling, deze regeling is niet bedoeld voor persoonlijke klachten en moet dan ook onderscheiden worden van de klachtenregeling als hierboven geduid. Essentieel is dat het hier ‘slachtoffer’ de organisatie is en niet een individu. Een onderwijsinstelling dient te beschikken over een zogenaamde Meldregeling, veelal beter bekend als de ‘Klokkenluidersregeling’. De klokkenluidersregeling moet bevorderen dat een potentiële klokkenluider ook daadwerkelijk aan de bel trekt in een veilig klimaat.
De regeling is vereist op grond van artikel 2 Wet Huis voor Klokkenluiders. Hierin dient kort gezegd te worden opgenomen dat er een regeling moet zijn die van toepassing is bij een vermoeden van een misstand binnen de organisatie. Op 17 december 2021 had de EU-richtlijn bescherming klokkenluiders van 16 december 2019 in nationale wetgeving aangepast moeten zijn. In Nederland gaat het om de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders, die de Wet huis voor klokkenluiders zal vervangen. De nieuwe wet is nog in behandeling bij de Tweede Kamer en dus nog niet aangepast.
Intussen zijn sommige bepalingen uit de richtlijn gaan gelden voor het onderwijs. Zo is de bescherming van melders van misstanden op allerlei punten versterkt: de bewijslast is bij de werkgever komen te liggen in plaats van bij de melder en klokkenluiders mogen direct extern een melding doen, ook interne meldprocedures moeten aan nieuwe eisen voldoen. Deze aanpassingen hebben dus direct gevolgen de interne klokkenluiderregeling.
B. Integriteitscode
Ieder schoolbestuur dient daarnaast een integriteitscode te publiceren[6]. De integriteitscode bevat normen en richtlijnen die betrekking hebben op het gedrag van betrokkenen, omgangsvormen en de cultuur van de organisatie. In deze code dienen onder andere de kernwaarden van de organisatie als het gaat om integriteit te worden vastgelegd. Daarmee onderscheidt de integriteitscode zich ook van de klokkenluidersregeling. Daar waar de integriteitscode betrekking heeft op integriteitsschendingen, gaat de klokkenluidersregeling een stap verder gaat en ziet deze toe op het melden van misstanden die raken aan het maatschappelijk belang en waarvoor in de ogen van de melder intern geen of onvoldoende aandacht is.
Wat betekent dit in de praktijk
In onze praktijk zien wij instellingen nog wel eens zoeken naar een transparante en juridisch correcte aanpak en behandeling van de verschillende soorten klachten en meldingen. Ook zijn de rollen, taken en bevoegdheden van betrokken functionarissen en een Klachtencommissie niet altijd eenduidig vastgelegd. Wie doet nu wat? Met name verantwoording, maatwerk en harmonisering met andere reglementen en kwaliteitszorginstrumenten kunnen daarbij een uitdaging vormen. De inrichting van uw klachtproces dient immers passend te worden gemaakt aan uw visie en organisatie inrichting.
Lunchlezing Klachtrecht en Meldingen
Het Onderwijskantoor verzorgt daarom binnenkort een aantal lunchlezingen waarin nader op dit onderwerp wordt ingegaan. Daarbij zullen we naast het klachtrecht ook ingaan op meldcodes en regelingen in het kader van integriteit en ontwikkelingen ten aanzien van de ‘klokkenluidermeldingen’.
Speciaal voor leden van Klachtencommissies hebben wij verder kennissessies ontwikkeld, steeds verzorgd door een van onze specialisten. Wilt u meer weten? Dan nodigen wij u van harte uit om bij één van deze lunchlezingen aanwezig te zijn of contact op te nemen met Alexandra van Gestel bereikbaar via telefoonnummer 045 560 22 11 of vangestel@onderwijskantoor.nl.
Wij helpen u graag verder.
[1] Artikel 14 b lid 1 Wvo
[2] Zie de artikel 3 Wet voortgezet onderwijs en artikel 4a Wet op het primaire onderwijs
[3] bron: https://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuws/2021/11/24/meldingen-vertrouwensinspecteurs.
[4] Met dien verstande dat de uitzonderingen betreffende vermoeden misdrijf tegen de zeden als opgenomen in artikel 3 Wet voortgezet onderwijs en artikel 4a Wet op het primaire onderwijs ook hier van toepassing is. In dat geval is dus ook de vertrouwenspersoon verplicht melding te doen bij het bevoegd gezag en treedt deze onverwijld in overleg met de vertrouwensinspecteur, bedoeld in artikel 6 van de Wet op het onderwijstoezicht.
[5] Dit blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak (nr.109688) van 17 mei 2021: “Het is het beleid van de Commissie dat klachten die al zijn behandeld door een commissie die voldoet aan de voorwaarden voor klachtbehandeling zoals in dit geval bepaald is in artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs, niet zelf nog inhoudelijk beoordeelt. Als de Commissie al behandelde klachten in behandeling zou nemen en inhoudelijk zou beoordelen, zou zij feitelijk fungeren als een beroepsinstantie die het oordeel van de eerste (klachten)commissie toetst. Het klachtrecht kent geen (hoger) beroep en de Commissie ziet zichzelf ook niet als een beroepsinstantie. De commissie, zoals hier bedoeld in artikel 24b WVO, dient te bestaan uit drie leden, waarvan één de voorzitter is.”
[6] Op grond van de geldende Governance code in zowel PO als VO